2010

Stroom

Jeroen Boomgaard

PDF

Een reactie van Jeroen Boomgaard op het kunstwerk The Carpet Told Me (videofilm, 2007) van Jeroen Kooijmans

Er drijft een tapijt op het water. Een oosters tapijt. Het drijft er echt, we zien het water eromheen bewegen, de schaduwen die over het tapijt vallen, wiegen zachtjes heen en weer. We zijn benieuwd wat er gaat gebeuren.

Kijken naar videokunst is een lastige bezigheid. Je betreedt een duistere ruimte waarin op een klein of een wat groter scherm tegenwoordig meestal behoorlijk groot – een videowerk van een kunstenaar te zien is. Het probleem begint al bij binnenkomst: hoe lang is de film al bezig, waar gaat het over, hoe lang duurt het nog? Meestal staat er bij de ingang wei een bordje waarop behalve de naam van de kunstenaar en de titel van het werk ook de duur van de film wordt vermeld (12′), maar dan nog weet je niet op welk moment van die tijdsspanne je binnen bent gekomen. Gelukkig is de doorgewinterde videokijker veel gewend. Vanaf de eerste experimenten aan het eind van de jaren zestig hebben videokunstenaars zich verzet tegen de doorsnee-beelden die de televisie toont en tegen het tempo van de beeldenstroom die dat apparaat levert. Oat resulteerde doorgaans in onbegrijpelijke storingen in het beeld of tergend lang uitgetrokken opnames waarin zo goed als niets gebeurde. Na deze eerste experimentele fase zochten videokunstenaars de confrontatie echter meer in heftige vertellingen, gecompliceerde installaties waarin je meerdere beelden tegelijk moet bekijken of juist in hele korte filmpjes, die de kijker in complete verwarring achterlaten. Het Sandberg Instituut in Amsterdam ontwikkelde hiervoor een aparte categorie, de Eenminuten. Deze werd een van Hollands meest succesvolle exportproducten, zodat nu over de hele wereld jonge kunstenaars in een minuut een beeld proberen te maken dat nog lang in je achterhoofd blijft hangen.

Het werk van Jeroen Kooijmans past in die traditie van korte, ontregelende filmpjes. In de jaren negentig maakte hij al de video Cloud Factory waarin we zien hoe de Hemweg Centrale in Amsterdam zijn dikke rookpluim niet uitstoot maar opslurpt, terwijl de auto’s op de voorgrond nietsvermoedend hun weg vervolgen. Maar hoewel The Carpet Told Me nog steeds speelt met die verwondering en verbazing – want hoe vaak zie je nou een tapijt op het water drijven – gaat het om meer dan alleen de verstoring van een vertrouwd beeld. In dit filmpje dringt het vreemde beeld zich niet naar voren, maar voegt zich rustig in zijn omgeving. Dat kalmerende effect wordt nog versterkt door het feit dat de opname enige keren is gelooped. Bij elkaar is daarbij een film van meer dan 7 minuten ontstaan, waarin helemaal niets gebeurt. De onveranderlijkheid van het beeld is echter geen poging de kijker nadrukkelijk te vervelen, als commentaar op het jachtige vermaak van de digitale beeldenstorm. De opname doet eerder denken aan een natuurfilm, die, uitgezonden op een commercieel weinig aantrekkelijk tijdstip, nog rustig de tijd kan nemen. Maar er komt geen bijzondere vogel in beeld, er springt geen zeldzame kikker op het tapijt.

Je ziet alleen het kleed dat op het water zweeft en op de achtergrond hoor je de wind en af en toe het gemekker van een geitje. Na een tijdje begrijpt de toeschouwer dat er in deze film echt niets zal gebeuren, dat dit het is, hier moeten we het mee doen. En onmiddellijk komt er een grote kalmte over de kijker. Dromerig staar je naar het beeld en je voelt dat kijken meer kan zijn dan onophoudelijk informatie verwerken, of een mogelijk verloop incalculeren. Kijken kan betekenen dat je rustig contempleert, zonder op je hoede te hoeven zijn. Dat laat The Carpet Told Me zien.

Hiermee is het verhaal echter niet ten einde. Bij alle rust die over je komt, blijft er toch iets knagen. Wat heeft het kleed verteld? Waarom heet het werk niet gewoon Floating Carpet? Het beeld dat net nog zo rustgevend was, neemt verontrustende trekken aan. Onze hersens die even in slaap gesust leken, staan plotseling weer op scherp. Die activiteit komt niet alleen door de herinnering aan de titel van het werk. Het is ook het gevolg van het feit dat onze hersens hetgeen we zien simpelweg niet met rust kunnen laten, omdat we anders niet zouden weten wat we zien. Waarneming is niet een proces waarbij er een beeld via onze ogen de hersens binnenkomt om daar in alle rust bekeken te worden. Kijken betekent construeren: we zien een beeld en tegelijk maken we een hele serie beelden, betekenissen, verhalen, mogelijkheden, verwachtingen en vermoedens. In ons hoofd zitten alle beelden die ooit voorbij zijn gekomen, een beeldbank van ongekende omvang, die voortdurend mogelijkheden aanbiedt om hetgeen we zien te combineren of aan te vullen met beelden die eerder zijn gezien, zodat er betekenis kan ontstaan. Zo komt er een stroom van beelden en betekenissen op gang tussen ons en wat we om ons heen menen te ontwaren. En juist dit rustige, haast onbeweeglijke beeld confronteert ons met die stroom die staat voor onze wanhopige pogingen greep te krijgen op wat we zien.

Maar wat heeft het tapijt verteld? Als we lang naar dit drijvende kleed kijken, maakt het zich los van het water en begint het te zweven. En met dat zweven van een oosters tapijt begint een hele nieuwe stroom gedachten op gang te komen. Het vliegende tapijt uit onze kindertijd wordt werkelijkheid, een wereld van sprookjes en fantasie opent zich. Maar de onvermoeibare werkzaamheden van onze hersenen voeren ons ook langs minder plezierige paden. Sinds de aanslagen op de Twin Towers heeft de combinatie van ‘vliegen’ en ‘oosters’ zijn onschuld verloren. Zo vertelt het tapijt niet aileen over het geloof in onbekende mogelijkheden dat we ooit bezaten, maar ook over de onbekende gevaren die nog door geloof teweeg gebracht kunnen worden. Die fantasie en die angst zitten in ons hoofd en The Carpet Told Me haalt ze tevoorschijn. Wat het tapijt heeft verteld, zullen we nooit met zekerheid kunnen zeggen, dat is een onontwarbare kluwen verhalen. Maar het werk laat ons duidelijk zien dat wijzelf zonder het te weten die verhalen vertellen om de wereld om ons heen op te bouwen. En dat zowel de angst als de verbeelding juist daarom werkelijk zijn.

Gepubliceerd in: KunstWerkt: Mensen reageren op hedendaagse kunst, 2010, Academie voor Beeldende Kunst Amsterdam.