Raderen die elkaar net niet raken
Beyond is een van de grootste kunstprojecten in de openbare ruimte van Nederland en daarmee een waardig onderdeel van een van de grootste Vinexlocaties, Leidsche Rijn.Tussen 2001 en 2010 bood het gelegenheid aan een groot aantal bekende kunstenaars uit binnen- en buitenland om te experimenteren met allerlei vormen van min of meer tijdelijke interventies en toevoegingen aan deze stad in wording. Het boek dat bij de afsluiting van Beyond is verschenen, vormt een goede gelegenheid om terug te kijken op de artistieke diversiteit die er is ontstaan en om te overwegen wat het uiteindelijk heeft opgeleverd.
De rol van kunst in de openbare ruimte is omstreden, vooral wanneer die wordt ingezet bij processen van stedelijke ontwikkeling of stads- vernieuwing. Het gevaar bestaat dan al snel dat kunst moet dienen als symbolisch goedmakertje voor alles wat in het planningsproces fout gaat of achterwege blijft. Ook bij Beyond bestond vanaf het begin twijfel over de vraag of kunst wel voldoende tegenwicht zou kunnen bieden tegen de nietsontziende planning waarmee de ontwikkeling van deze Vinex gepaard ging. Zou Beyond erin kunnen slagen het ongereguleerde en onverwachte te injecteren zonder te verworden tot consequentieloze spielerei?
De organisatoren van Beyond zijn zich bij de start van het project terdege van dit gevaar bewust; vol optimisme verwoorden zij de uitgangspunten die een goede uitkomst moeten garanderen. De kunst van Beyond zal niet volgzaam zijn, maar onderzoekend en initiërend: het gaat om het samengaan van actuele beeldende kunst en maatschappelijke ontwikkelingen in het publieke domein. Daarbij wil men nadrukkelijk de strijd aangaan met de planningsstrategieën en de vraag stellen: wat zou de kunst inhoudelijk en materieel bij kunnen dragen aan het discours over de inhoud van het publieke domein? Die bijdrage wordt overigens vooral gedacht in termen van vergroting van de stedelijkheid. De Vinex moet bruisen omdat ‘de stadsvorming van Leidsche Rijn (zich) voltrekt (…) in een atmosfeer van hevige maatschappelijke dynamiek’.
Open en onverwacht
De tijdelijkheid van de artistieke interventies staat vanaf het begin voorop, als teken van verschil ten opzichte van de gangbare praktijk in de kunst in het publieke domein, maar ook omdat een gebied in ontwikkeling niet beladen mag worden met kunstwerken die voor altijd willen blijven. Om het open en onverwachte karakter van het project te waarborgen, wordt een aantal onderdelen geformuleerd die elk op hun beurt de voorwaarden moeten scheppen voor de juiste combinatie van plaatselijke omstandigheden en artistieke vrijheid. Dat instrumentarium draagt namen als: ‘Action Research’ – acties en interventies in de reeds bewoonde wijken door kunstenaars die in een tijdelijk onderkomen verblijven; ‘Regie- kunstenaars’ – kunstenaars denken mee over het ontwerpen van complexe infrastructurele ontwerpen; en ‘Witte Vlekken’ – bouwkavels die tijdelijk worden onttrokken aan het bouwprogramma om er van alles mogelijk te laten zijn. Een van de belangrijkste middelen om te zorgen voor draagvlak binnen én buiten de wijk heet ‘Looping’. Daar valt de hele communicatie over (en meningsvorming rond) het project onder, en het redactieteam streeft naar ‘transparantie in de opdrachtverstrekking en de mogelijkheid van constructieve feedback’.
Het hier besproken boek kun je beschouwen als de laatste ‘loop’, de verwerking van alle feedback en de uiteindelijke transparantie. In dat opzicht schiet het echter tekort. Hoewel er veel wordt teruggekeken, blijft de eindbalans uit. Alle projecten komen aan bod, maar de lezer moet het doen met een summiere beschrijving en een beperkt aantal afbeeldingen. Het doorgaans obscure proces van opdrachtverlening blijft ook in dit geval in duister gehuld, maar erger is dat de ontwikkeling van het project, de bijstellingen die tijdens het proces op basis van feedback en zelfreflectie werden gedaan, niet of nauwelijks aan bod komt. Het boek beperkt zich tot een aantal korte terugblikken en kanttekeningen waarbij de positieve en wat meer kritische opmerkingen elkaar keurig in evenwicht houden.
In de inleiding concludeert Tom van Gestel al: ‘Maar als geheel genomen heeft Beyond bereikt wat het wilde bereiken. Een totaal andere inzet en benadering van kunst in een grote stedelijke uitbreiding. Geroemd, becommentarieerd en gevolgd tot ver over de grenzen.’ En ook Mariette Dölle, van 2000 tot 2006 coördinator bij het project, beschouwt het als een van de meest succesvolle grootschalige kunstprojecten in de openbare ruimte. Maar in welk opzicht was het project dan zo succesvol? Dölle noemt vooral het scheppen van voorwaarden voor de kunst en het vermijden van instrumentalisering, maar dat is toch wat mager in het licht van de bij het begin van het project geformuleerde uitgangspunten.
Verderop in het boek formuleert Paul O’Neill het resultaat als volgt: ‘Beyond heeft consequent impulsen gegeven aan de leefomgeving op sociaal en ruimtelijk vlak door middel van interventies met tijdelijke kunst, evenementen en sociale sculpturen, met het doel om onderling contact, bijeenkomsten en discussies te bevorderen.’ Dat komt al wat meer in de buurt van de ambitieuze statements waarmee het project van start ging, maar uit de rest van zijn tekst blijkt nergens welke evenementen en welke sociale sculpturen nu precies tot wat voor contact, bijeenkomsten en discussies hebben geleid.
Tot hier en niet verder
Een van de opstellers van de begin- verklaring, Bernard Colenbrander, zegt in zijn terugblik: ‘Uit het feit dat een aantal programmalijnen van Beyond niet tot wasdom is gekomen, zou je kunnen afleiden dat men daar toch is gestoten op de grens van de repressieve tolerantie. Ergens zegt de markt kennelijk: tot hier en niet verder. Het zou de moeite waard zijn om te onderzoeken tegen welke belemmeringen Beyond is opgelopen. Waar is het misgegaan en waarom? Dat aspect van Beyond is misschien wel interessanter dan de projecten die zijn gelukt.’
Het boek laat deze draad echter liggen, en dat is jammer. Want juist hoe dit project wel of niet slaagt, en hoe de wereld van de kunst soms wel maar meestal niet raakt aan het systeem van planning en sturing dat een gebied tot ontwikkeling brengt, kan ons veel duidelijk maken over de rol van kunst in het publieke domein. Dat het maar mondjesmaat lukte de bevolking van dit nieuwbouwgebied te interesseren voor en te betrekken bij de kunst zou dan kunnen leiden tot de conclusie dat kunstwerken, hoe sociaal bedoeld ook, zich misschien wel op een ander niveau dan het dagelijks leven moeten afspelen om zicht op een ander leven te kunnen blijven bieden.
Beyond is afgesloten met de oplevering van een aantal permanente kunstwerken in het nieuwe stadspark. Daarmee krijgt de hele onderneming een vreemde wending. Want hoewel het hierbij om veelal goede kunstwerken gaat, vormen beelden in een park de meest traditionele en gevaarloze manier om kunst in het publieke domein te presenteren. Het boek biedt geen inzicht in de overwegingen die tot deze omslag hebben geleid, maar dit getuigt in ieder geval van dezelfde bijziendheid die bij de start de idee- fixe in het leven riep dat Leidsche Rijn een Vinex was die door de kunst tot stad geschopt moest worden.
Dit boek laat een glimpje zien van alle interessante, goede, spannende kunstwerken, bouwsels, interventies en tentoonstellingen die Beyond heeft opgeleverd. Maar wat al deze artistieke energie heeft bijgedragen aan de openbare ruimte van Leidsche Rijn blijft jammerlijk uit het zicht. Beyond had een beter boek verdiend.
Boekbespreking van Beyond Leidsche Rijn. Kunst als strategie bij verstedelijking. Door Tom van Gestel, Henriëtte Heezen en Nathalie Zonneberg (red.), Rotterdam: NAi Uitgevers, 2009.
Gepubliceerd in:Boekman 82, Community Art