2009

Verdwalen in Haarlem Oost

Willem van Weelden

PDF

De kaart als scopische behoefte
De cartografische traditie in de lage landen is voor lange tijd hoogstaand geweest, en overal ter wereld hebben de, door Nederlanders gemaakte, kaarten hun diensten bewezen. Als belangrijk instrument in zowel de ontdekking van de wereld, als in het onderhouden van handelsbetrekkingen en in militaire of koloniale overheersing dienden de kaarten voor een veilige navigatie langs dreigende kliffen, onneembare bergtoppen, wild schreeuwende kannibalen, en ander mogelijk gevaar. De accuratesse en precisie van de kaarten waren onontbeerlijke eigenschappen van deze grafische interfaces om alle belangen die kwamen kijken bij al het reizen, verhandelen en veroveren van dat ondernemende volkje aan de Noordzee, veilig te stellen. Zander deze cartografische traditie, waarin Haarlem een belangrijke rol heeft gespeeld, zou een rijk koloniaal- en handelsverleden onmogelijk zijn geweest. En zouden de lage landen ook niet het aanzien hebben genoten van alle andere naties en partijen die dankbaar gebruik maakten van deze technologie van de ‘foutloze’ representatie van het onpeilbare.

Toch was die cartografie niet alleen functioneel; ze diende ook vaak representatieve motieven: bijvoorbeeld om inzage te geven in persoonlijk verworven rijkdom en macht. Ze werden vervolgens verluchtigd met de portretten van grootgrondbezitters, plantageboeren, krijgsheren, en zeehelden die ervoor de opdracht hadden gegeven. Dergelijke types verleenden aan de kaarten op die manier een logoachtige kwaliteit; de kaarten werden een hybride entiteit. Misschien het best te omschrijven als het grafische akkoord tussen waarnemingstechnologie, namelijk die van de cartografie en die van de waarnemingsbelnvloeding zoals marketing. De (carto)grafische bedrijvigheid leverde toen als nu de talismannen voor gelukszoekers op een zeer instabiele, mondiale markt.

Hoe de kaarten ook werden ingezet, ze waren bovenal een uitdrukking van de behoefte om controle te hebben over land, bezittingen, kansen en omstandigheden. Want de kaart werd vooral als beheersings instrument gebruikt. Juist om haar vitale eigenschap dat ze de ongelimiteerde ruimte kon begrenzen en annexeren en daarmee er bezit van kon nemen. De annexatie bestond eruit dat de kaarten het vreemde, het andere, het overzeese, beeldend leesbaar maakten ais een leesplankje. Daarom konden ze worden gebruikt om als een beurs-infographic een directe ijking te zijn van hoe de zaken ervoor stonden. Want niet alleen de aangegeven hectaren van het grootgrondbezit waren doorslaggevend voor de afweging van het ondernemerssucces, de marktwaarde werd ook afgemeten aan de al dan niet overtuigende (carto)grafische wijze waarop die naar de smaak van het moment werd gerepresenteerd. De kaart was een statussymbool dat een direct afleesbaarheid verleende aan geaccumuleerde macht.

Ook nu worden kaarten veelal gebruikt om aan die scopische behoefte tegemoet te komen. Het woord ‘scopisch’ is ontleent aan het Griekse skopein dat ‘kijken’ betekent, en ook terug te vinden is in bijvoorbeeld het woord telescoop. De kaart is in tegenstelling tot het strikte onderscheid dat Michel Foucault maakt tussen ‘het zichtbare’ en ‘het leesbare’ juist een onmiddellijke fusie tussen beide regimes van begrip. Een zichtbaarheidmachine die niet een enkel gezichtspunt tegemoet komt, maar die meerdere lees-, kijk- en orientatierichtingen tegelijkertijd ontsluit en daarmee de kaartlezer uitnodigt om een virtuele reis te ondernemen. Een kaart is niet aIleen de anticipatie op de reis, maar drukt tevens het effect uit van een mogelijke reis: het samenvallen van het gecontroleerde, geprojecteerde zich bewegen in de ruimte dat vastgelegd is in afstanden en een duur die meetbaar is en daartegenover de ervaren beweging in de ruimte die wordt ingegeven door de aard van het landschap en haar visuele verschijning. De kaart is de grafische symbiose tussen verschillende manieren van het beleven van ruimte. Enerzijds de metrische ruimte, die onderworpen is aan schaal en anderzijds de ruimte als oneindig terrein dat als textuur of oppervlakte zich in grilligheid heeft laten vastleggen.

De kaart als experiment hij het overschrijden van grenzen
De kaarten van kunstenaar Marjolijn Boterenbrood komen aan die dwangmatige behoefte tot visuele bezwering en contra Ie maar spaarzaam tegemoet. Voor haar is de verdwaling, de dérive, een belangrijke kwaliteit van haar projecten. Dit concept werd geïntroduceerd door Guy Debord als lid van de groep Situationist International, waarmee werd bedoeld een overgave aan de totaliteit van het alledaagse leven en een passief en vrij bewegen (drift) door de (stedelijke) ruimte, zonder vooropgezet plan of idee met de bedoeling . daarmee in staat te zijn tot een diepere, grondiger analyse van dat alledaagse leven. Door de gemeente Haarlem werd desondanks op baar een beroep gedaan om voor het gebied in transformatie Haarlem Oost een visie te ontwikkelen. Boterenbrood ontwierp een driejarig plan (start 2006) waarin onderzoek en presentaties elkaar afwisselden.

Haar onderzoek voor Kijken naar Haarlem Oost vertrok bij de notie dat ze op een zo open mogelijke manier kennis wilde maken met het gebied. Zander veel vooropgestelde kennis of karrenvrachten secundaire informatie zocht ze het contact met dit gebied op. Een onbevangen waarneming van wat er in het gebied te ervaren is. Kleuren wisselen door het jaar heen en geuren veranderen onder verschillende weersomstandigheden. Ook zijn er niet altijd dezelfde dieren te zien en daarbij zijn de verhalen die gaan over wat zich daar ooit heeft afgespeeld ook niet constant. Kortom: de transformaties die een gebied in de tijd ondergaat. Deze aanpak rust op de eigen waarneming en het zijn in het gebied. In die zin is deze vorm van kaarten maken, de bestaande, uitgekauwde geografische representaties van de stad schuwend, verwant met die van de psychogeografie, de techniek die ontwikkeld werd door de Situationisten om aan de hand van een planmatige ontregeling van de eigen waarneming de leefomgeving van een stad of plek op een vernieuwende, intensievere manier te kunnen waarnemen.

Dit veldonderzoek kreeg bij Boterenbrood zijn beslag in kaarten die elk een ander aspect van het gebied belichten. Het zijn stuk voor stuk kaarten of mappings die als kenmerk hebben dat ze de grens van Haarlem Oost als een harde demarcatie hebben. Het is een gebaar vergelijkbaar met die van een chirurg, die voor een operatie een uitsparing maakt in het doek dat de patiënt omgeeft, precies op de plek waar de operatie moet plaatsvinden. Het herhalen van de omgrenzing van Haarlem Oost zorgde ervoor dat die grafische vorm een soort icoon werd die voortdurend de vraag stelde wat er zich binnen die grens bevond. Het benadrukken van de grens is tegelijkertijd een poging tot vriendelijke annexatie, niet tot distantiëring, maar juist een uitdrukking van het dichterbij willen halen van wat er zich afspeelt binnen het gebied. Het zet de zintuigen op scherp. Het levert een cartografie op die niet de waarneming wil instrueren met een eenduidig perspectief, maar juist een actieve wissel werking voorstaat tussen de ervaring van het gebied in al zijn verschillende gedaantes en verschijningen en de verschillende registers waarmee die worden afgebeeld.

Het is een benadering die vertrekt vanuit een interval, een gebied dat zich tussen de verschillende manieren van kijken en ervaren in bevindt. Je zou kunnen zeggen het interval dat bestaat tussen virtualiteit en wat we gewend zijn werkelijkheid te noemen. Collega’s van Boterenbrood introduceerden de term: ‘nomadiscbe cartografie’, een cartografie die de subjectiviteit van belevingen niet probeert te objectiveren of te ‘verwetenschappelijken’, maar die juist, tegenovergesteld daaraan, bewegelijk gericht is op het doordringen in de subjectiviteit, en erop uit is contact te maken met de creativiteit die daarin verborgen zit. Die creativiteit komt voort uit een proces van zoeken, verbinden met andere waarnerningsmodaliteiten en het doorschouwen wat die verschillende subjectiviteiten aan intern conflict oftegenstelling met zich meedragen, of juist op een wonderlijke manier een toevoeging op elkaar kunnen teweegbrengen. Het is een multi-compositionele, bemiddelende cartografie die niet een gefixeerd eindresultaat als doel heeft, maar voor zijn gebruikers een creatief proces op gang wil brengen dat niet aan een leiband wordt gelegd van opgelegde systemen of structuren van interpretatie, maar juist vrij wil delven in de rijkdom van aangedragen subjectiviteiten. Er wordt ingezet op een werking die een radicale herziening veronderstelt van hoe doorgaans de relatie wordt gedacht tussen het (scheppend) individu en hoe diens werk als bijdrage wordt gezien op een collectieve schaal. Het is een benadering die kiest voor het (waarnemings)experiment, en het aanzetten tot het telkens opnieuw uitvinden van de werkelijkheid. En ook al gebeurt dat op een persoonlijke basis, de directe betrokkenheid op het collectieve en in laatste instantie het politieke is onvermijdelijk. Want ook allijkt deze benadering vrijblijvend en ludiek, ze sluit zeker niet uit dat bij dit experimenteren verantwoordelijkheden, misstanden, problemen of afgronden juist aan het licht komen. Sterker, de kans is groter dat juist de complexiteit van de werkelijkheid in al zijn conflictueuze, of verwarrende verschijning indringender in beeld komt, dan bij een op voorhand gestructureerde blik die juist een bevestiging teweegbrengt van hoe er ooit neutraliserend is waargenomen. Het is juist die herhaling die deze ‘nomadische cartografie’ wil vermijden, en wil aanzetten tot het overschrijden van de begrenzingen in de waarneming. De gemaakte kaarten zijn daarom niet het eindpunt van een project, maar zij belichamen juist de start ervan, en zo blijft het onpeilbare de inspiratie voor.

Hoe kaarten kunnen werken: Haarlem Oost als atlas van kansen
Het kunstproject Kijken naar Haarlem Oost is niet alleen een permanente oefening om op verschillende manieren naar dit stedelijk gebied in ontwikkeling te kijken. Het is ook een oefening in het anders waarnemen wat een beeldend werk is, zeker omdat het in zijn ontwerp onderdeel wi! zijn van de publieke ruimte. Dit kunstproject heeft niet de obligate rotondeobjecten opgeleverd die zo vaak als kunstwerken in de publieke ruimte opdoemen. Je zou kunnen zeggen dat dergelijke kunstwerken feitelijk een deel van de publieke ruimte opeisen, annexeren en dus onttrekken aan de publieke sfeer. De presentaties en manifestaties die binnen dit project zijn gerealiseerd spelen daarom in veel gevallen met hun (tijdelijke) aanwezigheid en daarmee met hun mogelijke werking. Dit kunstproject markeert een omslag in de presentatie-cultuur van de beeldende kunst in de openbare ruimte, waarbij statische kunstwerken plaats hebben gemaakt voor werken die in veel gevallen getypeerd kunnen worden met de term artistic research. Daarmee wordt gedoeld op werken die het karakter hebben van een onderzoek dat ingaat op meerdere aspecten van haar context, zonder dat daar een wetenschappelijk methodologisch fundament aan ten grondslag ligt. Ongetwijfeld hebben de omgang met nieuwe media en de informatisering van de samenleving daarin als wegbereider gefungeerd, omdat die een ontregelende impact hebben gehad op hoe het collectieve werkelijkheidsbesef middels interactieve grafische voorstellingen zich vormt. En hebben die door de aangeleverde veelheid de complexiteit ervan indringend voelbaar gemaakt. Een al te simpele of eenduidige cartografie voldoet niet meer.

De omgang met dagelijkse communicatiemiddelen heeft voor een toename gezorgd van distantie. In tegenstelling tot de strekking van McLuhan’s paradigma dat de elektronische revolutie zou zorgen voor het ontstaan van een global village, is juist door de verse heidenheid aan technologische communicatiemiddelen en bun verschillende grafische interfaces het ruimtebegrip alleen maar geëxpandeerd. De blik is niet meer eenduidig gericht op het hier en nu; maar is een veelheid geworden van verschillende plekken en momenten die zich in onmiddelijkheid stellen.

Het is interessant om deze mappings te bezien in contrast met de mappings die door collega kunstenaars en ontwerpers zijn gemaakt die zich hebben laten inspireren door de virtualiteit van de (digitale) informatiestromen en zich vanuit sociale vraagstukken en tactische overwegingen kritisch willen verhouden tot de meer canonieke vormen van visuele informatieoverdracht. Tactical cartography of radical cartography zijn termen die aan deze vormen van kritische cartografie vaak worden verleent. Voorbeelden van dergelijke mappings zijn bijvoorbeeld de iSee map die het Institute for Applied Autonomy (2007) maakte. Deze kaart is een tactische mapping van aIle surveillance camera’s in het urbane New York en biedt alternatieve, ludieke routes om de surveillance camera’s te omzeilen, of wat serieuzer de cartografieën van het Franse Bureau d’Etudes die in hun World Government kaarten (2005/2007), zichtbaarheid verlenen aan hoe machtsverhoudingen zich hebben geplooid naar geopolitieke belangen en economische afhankelijkheden en een totaal ander beeld laten zien van hoe in de gangbare media de machtsverhoudingen worden gerepresenteerd. Voor hun ‘cartografie van het moderne kapitalisme’, zoals ze het noemen, maken ze gebruik van publiek beschikbare informatie, en bestaat hun praktijk eruit om die grafisch op een indringende manier te ontsluiten.

Want met de exponentiële groei van informatie is de behoefte aan filters en redactionele selectie steeds belangrijker geworden. Het project Rewiring the Spy van Lisa en James Nick Sears (2006) was een opdracht van de New York Times om het artikel ‘Open Source Spying’ van Clive Thompson over nieuwe spionagetechnieken die zijn ontstaan door nieuwe technologische mogelijkheden, van illustraties te voorzien. Het project bestond uit het maken van een engine die data collecteert uit antiterrorisme databases en vervolgens afzet tegen de analyse van data die zijn onttrokken aan weblogs en wiki ‘s. Het toont aan de hand van frequentietellingen de hechtheid van relaties en mate van betrokkenheid tussen personen, wapens, relaties, aanslagen, en mogelijke doelen. In een driedimensionale wereld worden deze verbanden getoond aan de hand van keywords en verschaft deze interactieve woordenwolk een indringend beeld van de wereld van het terrorisme zoals die op het internet bestaat. De vraag die het duo zich gesteld had bij de creatie van hun software tool was in hoeverre de FBI en de CIA met dergelijke mappings hun terreurbestrijding zouden kunnen verbeteren. De resultaten werden door de antiterreurspecialisten enthousiast ontvangen.

Het verschil met de mappings van Kijken naar Haarlem Oost had niet groter kunnen zijn. Daar waar de bierboven aangehaalde voorbeelden juist vanuit het detail de blik op het grotere geheel wil richten, en met distantie gebruikmaken van reeds bestaande digitale informatie, is in het project in Haarlem juist de blik gericht op de fysieke werkelijkheid die voor de voeten ligt en juist niet de distantie zoekt, maar de toenadering. Voor Boterenbrood is juist de bepaling n wat informatie is, van belang. Zij gaat niet uit van het analyseren en opnieuw medieëren van reeds bestaande informatie, zoais de techno-cartografen, maar zoekt juist naar een in kaart brengen van iets dat zij zelf ontdekt door op een plek te zijn. De uitnodiging die zij vervolgens doet is om met die bevindingen als toeschouwer naderbijbij te treden en zelfverder te gaan met haar onderzoek.

De kaarten van Kijken naar Haarlem Oost willen juist de trend van toenemende distantiëring keren en een empowerment zijn van de H gebruiker. De user cartographer, de gebruiker van de kaart die mede-auteur is van de strekking en betekenis van de kaarten wordt uitgenodigd in zijn mediale schakelingen weer zelf de verantwoordelijkheid te dragen, en de waarneming van dat wat zich aandient zelf te bepalen en naar zich toe te trekken. In die zin ligt er in het project een emancipatoir potentieel.

Want ook in de bijdragen van de uitgenodigde collega-kunstenaars, ontwerpers, stedenbouwkundigen en landschapsarchitect wordt de complexiteit en meerlagigheid van het begrip ruimte of plek en in sommige gevallen ook van de tijd als uitgangspunt omarmt, maar wordt daarmee ook erkent dat alleen de eindgebruiker zelf zijn of haar positie ten opzichte van al het aangebodene bepaald. Met deze aanpak dragen de mappings niet bij aan autoritaire vormen van de representatie van de ruimte en een gefixeerde bepaling van wat de status is van een gebied en haar bewoners, maar wordt er middels een experiment gekeken naar de condities waaronder een nieuwe socialiteit zich zou kunnen ontwikkelen. De plek als zelforganiserend stedelijke ruimte, in plaats van een tabula rasa voor planologen en projectontwikkelaars die vanuit hun professionele distantie zich buigen over de vraag: ‘hoe de socialiteit van Haarlem Oost te ontwerpen?’.

De mappings die in het project zijn gemaakt van het gebied Haarlem Oost, of dat nu: de sociale ontregelingen die uitgaan van de mappings die Joke Robaard maakte naar aanleiding van haar onderzoek naar kleding; of het openbaar maken van de fabrieksgeheimen van Sylvie Zijlmans; of dat het de levende geschiedenissen zijn van de leverantie van levensmiddelen die Esther Polak zichtbaar heeft gemaakt; of het archeologische onderzoek naar de ‘bodemschatten’, het afval bij het Reinaldapark van Irene Fortuyn; of het voorstel van Adriaan Geuze om Haarlem Oost met behulp van een extra brug te verbinden met de rest van de stad, en de stad van een lijst te voorzien die een zichtlijn creëert die reminiscent is aan die van het Gezicht op Haariem van Jacob van Ruisdael. In alle gevallen hebben de projecten een rijk palet aan kansen geboden om Haarlem Oost opnieuw te ontdekken, zowel in zijn directe visualiteit als wei in een visualiteit die zich onder de oppervlak bevind en gevonden moet worden als je bereid bent er je te laten verdwalen.

Coda: Blinde vlekken en de atlas als werkwoord
Het Gezicht op Haarlem van Jacob van Ruisdael is op te vatten als een klassiek voorbeeld van geografische verdwaling. Een letterlijk voorbeeld. Ergens in het schemergebied random Haarlem dat toen nog niet verkaveld en aangeharkt was, zette de Haarlemse landschapsschilder uit de zeventiende eeuw in de buurt van linnenblekerijen zijn ezel neer om Haarlem vanuit de westzijde te schilderen. Aan de kim de belofte van de gelovige stad, met als haar merkteken de Sint Bavokerk en daarboven een woeste wolkenpartij die raast over God’s akker. Dit zicht op zijn thuishaven en toekomstige laatste rustplaats (Van Ruisdael zou later begraven worden in de Sint Bavo), heeft hij gemaakt door zich fysiek ervan te distantiëren. Hij koos er niet voor om de grandeur van zijn stad van dichtbij te portretteren, met imposante gevelpartijen en rijke bewoners maar hij koos de ruimte die hij vond rondom de stad. Alsof hij tijdens een wandeling als verborgen schat plotseling Haarlem in het landschap vond.

Het is voor de stad te hopen dat de Atlas Haarlem Oost een publiek werkwoord zal zijn voor het collectief van haar bewoners. Een werkwoord dat het beginpunt vormt van een cartografie: verdwalen.

Gepubliceerd in: Atlas Haarlem Oost. Artistiek onderzoek als aanjager van stedelijke vernieuwing (episode publishers, Rotterdam, 2009).